Opgave 01
Welke zin is goed?
A- De jongens vluchte voor de politie.
B- De boekenkast wordt wit geverfd.
C- Vorige week brande het huis helemaal uit.
D- De klok loopte een uur achter.
Opgave 02
A- In de vakantie heeft hij zijn vrienden gemisd.
B- Het water kooktte al 10 minuten.
C- Het vliegtuig vertrektte op tijd.
D- De mensen wachten al de hele tijd op de bus.
Opgave 03
A- Hij denkte daar heel anders over.
B- Hij wist de puzzel snel op te lossen.
C- Gisteren zoekt zij haar zusje.
D- Op school leesden zij die boeken in de klas.
Opgave 04
A- Zij hebben dat hele stuk gerent.
B- De schat is goed verstopd.
C- Hij heeft een rare gewoonte aangewend.
D- De verloren fiets werd teruggebrachd.
Opgave 05
Welke zin is fout?
A- De nieuwe stadswijk word uitgebreid.
B- Aanbid jij die zanger?
C- De planten zijn deze zomer gegroeid.
D- Julius heeft zijn zusje geplaagd.