Vervoeg het schuingedrukte werkwoord
Opgave 01
Gisteren lezen ik een boek.
A- lees
B- leeste
C- las
D- lasen
Opgave 02
Ik zullen jullie zo roepen.
A- zul
B- zal
C- zoude
D- zou
Opgave 03
De groente ligt snijden in de koelkast.
A- snijdden
B- gesnijden
C- gesneeden
D- gesneden
Opgave 04
Gisteren wandelen Moos en zijn moeder naar oma.
A- wandelte
B- wanddelden
C- wandelden
D- gewandeld
Opgave 05
Tante Chantal heeft de nootjes hakken.
A- gehakt
B- gehakd
C- gehakdt
D- geheken