Opgave 01
Willem is aan het sparen voor een fiets. Hij heeft al € 20,- gespaard. De fiets kost € 160,- Welk deel heeft Willem al gespaard?
A- 1/10 deel
B- 2/16 deel
C- 1/5 deel
D- 3/8 deel
Opgave 02
Coen wil een iPod kopen. De iPod kost € 400,- Hij krijgt € 40,- korting. Hoeveel % is dat?
A- 5%
B- 8%
C- 10%
D- 12%
Opgave 03
Er is een alcoholcontrole geweest. Er zijn 186 auto's aangehouden. 1/3 deel had een glaasje teveel op en moesten hun rijbewijs inleveren. Hoeveel bestuurders moesten hun rijbewijs inleveren?
A- 62 bestuurders
B- 124 bestuurders
C- 46 bestuurders
D- 54 bestuurders
Opgave 04
Maartje heeft een spreekbeurt over Peru. Zij vertelt dat er 7.000.000 mensen wonen. Gemiddeld is 26% mensen ouder dan 40 jaar. Hoeveel mensen zijn dat?
A- 5.180.000 mensen
B- 2.568.000 mensen
C- 1.820.000 mensen
D- 3.500.000 mensen
Opgave 05
Colijn wil een cake bakken. Hij leest dat hij 750 gram suiker nodig heeft. Eerst moet hij 1/5 deel van de suiker in de kom doen. Hoeveel gram suiker is dit?
A- 250 gram
B- 350 gram
C- 600 gram
D- 150 gram