Opgave 01
Wat is het tegenovergestelde van aangrenzend?
A- ernaast.
B- buren.
C- vergelegen.
D- uitgrenzend.
Opgave 02
Wat is het tegenovergestelde achterop raken?
A- verdwalen.
B- bijhouden.
C- vergeten.
D- bij raken.
Opgave 03
Wat is het tegenovergestelde van afkraken?
A- prijzen.
B- opkraken.
C- opbouwen.
D- Geen van de bovenstaande antwoorden is juist.
Opgave 04
Wat is het tegenovergestelde van alledaags?
A- tweemaal daags.
B- nooit.
C- bijzonder.
Opgave 05
Wat is het tegenovergestelde van eentonig?
A- vaak.
B- samen.
C- tweetonig.
D- afwisselend.