Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zinnen?
Opgave 01
Rashid liet de pen op de grond vallen.
A- Rashid
B- liet
C- de pen
D- de grond
Opgave 02
De beer ving de vis met zijn klauwen.
A- beer
B- de vis
C- klauwen
D- deze zin heeft geen lijdend voorwerp
Opgave 03
Simone kocht op maandag bloemen in de winkel.
A- Simone
B- op maandag
C- bloemen
D- in de winkel
Opgave 04
Geertje gaf een schrift aan haar beste vriendin.
A- Geertje
B- beste
C- een schrift
D- vriendin
Opgave 05
Richard zette het alarm aan voor hij wegging.
A- Richard
B- het alarm
C- voor
D- wegging